Mijn vader is mijn voorbeeld: hij is IC verpleegkundige. Als klein meisje kwam ik graag kijken op zijn werk. Al die machines vond ik machtig interessant.
Tijdens mijn studie liep ik stage bij de afdeling cardiologie, longchirurgie en oncologie in een ziekenhuis. En ik ben hier gebleven. De medische zorg en ontwikkelingen zijn hier buitengewoon boeiend: van chemotherapie, immunotherapie tot onderzoek en palliatieve zorg.
Toch is de patiënt voor mij het belangrijkste in mijn werk. In een academisch ziekenhuis liggen zoveel patiënten, je bent al snel een nummer. Maar ik blijf elke patiënt als mens zien. Naast het ziektebeeld zit er ook een persoon met gevoelens, gedachten en emoties. Als verpleegkundige probeer je zo goed mogelijke zorg te geven. Zelfs als iemand niet meer beter wordt. Dan zet ik alles op alles om een patiënt zo waardig mogelijk te laten zijn. Palliatieve zorg in een ziekenhuis is best moeilijk, omdat ze vaak gefocust zijn op nóg meer behandelen. Maar als ik zie dat een patiënt genoeg heeft gehad, zeg ik: stop.
Ik had een meneer op de afdeling die door longkanker in een vergevorderd stadium palliatieve sedatie kreeg. Ik heb een bed ernaast gelegd, zodat zijn vrouw de laatste momenten bij hem kon liggen. Het is niet alleen de patiënt die ziek is. De partner, de familie lijden mee. Als je ondanks alle ellende toch een glimlach krijgt, of een bedankje, dan weet ik dat ik het goed heb gedaan.