Dit vak biedt me de kans om dokter te zijn in de breedste zin van het woord. Ik ben geen geneeskunde gaan studeren om slaafs protocollen op te volgen, maar om mensen te helpen en bij te staan. In dit beroep kan ik mensen heel erg tot steun zijn, ook als ik op medisch vlak niet veel voor ze kan betekenen.
De charme van ons vak is dat we relatief weinig patiënten hebben. Dat betekent dat je veel meer tijd hebt om iemand te helpen. Het moet ook wel, want de problematiek is complex; mensen liggen niet voor hun zweetvoeten in een verpleeghuis. Als ik twee uur uit moet trekken om iemand goed te kunnen helpen, is dat geen probleem. Ik kan zelf bepalen welke patiënt op welk moment mijn tijd nodig heeft.
Lichaam en geest zijn met elkaar verbonden. Als je diabetes niet op de rails is en je last hebt van je hart, gaat het geestelijk natuurlijk ook niet lekker. In dit vak kan je naar beide aspecten kijken en dat vind ik mooi. Ik wil echt bezig zijn met zaken die er toe doen. Dat betekent trouwens niet dat ik de hele dag hele zware gesprekken voer; als het er twee zijn op een werkdag is het veel. Veel mensen gebruiken humor om het leven wat te verzachten, dus we lachen heel wat af. Vaak gaat het ook gewoon over koetjes en kalfjes, want je volgt mensen een lange tijd.