Toen ik 10 was, overleed mijn opa aan darmkanker. Hij lag thuis op bed en kreeg hulp. Ik dacht: dat wil ik ook kunnen.
Ik zou willen dat mensen zien dat de zorg heel breed is. Als wij bij een cliënt komen en zien diegene eenzaam is, dan zoeken we ook daarvoor een oplossing. Het is niet alleen het ‘vieze’ werk als verzorgen en wonden schoonmaken.
Op mijn 17de
ging ik in een verzorgingstehuis werken, maar tijdens mijn afstuderen realiseerde ik me dat ik niet de hele dag op één plek wil zijn. Ik vind het heerlijk om van cliënt naar cliënt te rijden. Je komt daarnaast bij mensen thuis, waardoor je ziet hoe mensen leven. En ik hou er niet van als er op mijn vingers wordt gekeken. In de thuiszorg kan ik mijn eigen gang gaan, en als ik er niet uitkom kan ik altijd een collega bellen.
Mensen zeiden altijd dat ik de thuiszorg nooit zou redden. Ik kom van niveau één en moest niveau drie hebben. Anderen hadden altijd een tien, ik haalde zesjes. Ik ben er trots op dat het me gelukt is om dit werk te kunnen doen.