Mensen voorbereiden op een terugkeer naar huis. Dat is wat we doen. Hobby’s zijn daar heel belangrijk bij: hoe gaat iemand zijn vrije tijd besteden? Sommigen hebben een totaal ander lichaam gekregen, kunnen niet meer zomaar alles, en hebben wél meer tijd. Als iemand één hand niet meer kan gebruiken, dan gaan we kijken: wat is er mogelijk met één hand? We denken in oplossingen.
We denken in oplossingen. Tijdens de activiteiten – of het nou schilderen, tuinieren of taarten bakken is – vinden mensen zichzelf terug. Ze zijn even geen patiënt, maar zeherontdekken wie ze waren, ze herontdekken hun talenten. Ik vind het heel mooi om tijdens dat stukje in het proces naast hen te staan. Sommige mensen zeggen van tevoren, als ik voor het eerst bij hen kom: ‘Ik kan helemaal niets meer, hoor’. Maar door mijn ervaring weet ik dat er dat bijna overal aanpassingen voor zijn. Mensen van buitenaf, die hier nooit komen, zeggen soms tegen mij ‘dat jij dat kan, werken met mensen die zoiets ergs meemaken’. Ik denk dan: je ziet hier niet alleen maar ellende. We zien mensen beter worden. En ja, sommige cliënten hebben heel veel pech, sommigen kunnen niet naar huis, die moeten toch naar een verpleeghuis. Dat gaat me niet in de koude kleren zitten. Wie ik ook nooit zal vergeten, is een man die voor 85 procent verbrand was. Toen ik voor de eerste keer bij hem kwam, dacht ik: wat kan ik nou voor zo iemand betekenen? Maar we raakten aan de praat, hij vertelde dat hij altijd fotografeerde. Hij was dus met beelden bezig, met kleuren, dus we zijn gaan schilderen. Inmiddels is hij weg, naar een andere plek voor de dagbehandeling, en ik sprak toevallig een vrouw die daar werkte. Ze vertelde me dat het goed met hem ging, en dat hij was blijven doorgaan met tekenen. Dat raakt me.”