Ik doe dit werk nu 12,5 jaar, en echt: het verveelt nooit. Ik beweeg me tussen de verpleegkundigen en de arts, en heb ook behandelbevoegdheden. Als er iemand ziek is, doe ik een lichamelijke check, praat ik met de bewoner en de familie, ik stel behandelplannen op. Mijn werk is veelzijdig, van tevoren weet je nooit hoe je dag eruit gaat zien. Ik vind vooral de verhalen die ik te horen krijg van de doelgroep zo mooi. Ze vertellen over hun leven, hoe hun jeugd was, welke keuzes ze hebben gemaakt, waar ze spijt van hebben, waar ze trots op zijn.
De mensen die hier verblijven, zitten in de laatste fase van hun leven. Voor velen is het een moment van terugblikken, van de laatste dingen uitspreken. Ik vind het mooi om daar getuige van te zijn en om ze bij te staan tijdens het laatste stukje. Het is niet altijd makkelijk voor ze; aan ons de taak om het zo zacht en licht mogelijk te maken. Twee bewoners zijn mij bijgebleven in de jaren dat ik hier werkte. Het was een echtpaar. Ze hadden allebei dementie en woonden samen. Ze waren zo gek op elkaar, hadden zo veel samen beleefd. Heel bijzonder om te zien. En wat ook zo mooi was: soms was die dementie even heel ver weg. Dan keken ze elkaar aan, en dan was-ie er weer: die twinkeling in hun ogen, de liefde. Dat was zo mooi. Ze overleden een week na elkaar. Tijdens de uitgeleide bij ons pand – waarbij we de bewoner een laatste eer bewijzen en de kist het pand verlaat – vloog hun schoondochter mij om de hals. Als ik het nu vertel, krijg ik weer kippenvel.