Alle kinderen hebben het recht om veilig te kunnen opgroeien, in een fijne omgeving, zodat ze kunnen spelen en naar school kunnen gaan. Zonder angst. Maar soms lukt dat niet. Een of beide ouders overlijden, of ze worden ontheven uit hun gezag. Beslissingen die ouders normaal gesproken nemen, neem ik dan, als jeugdbeschermer.
Dit werk is niet makkelijk, omdat je aangrijpende situaties meemaakt. Maar: hoe slecht een situatie ook is, ik zie altijd licht aan het eind van de tunnel. Zo zit ik in elkaar. En omdat ik al een tijdje meeloop, weet ik dat het uiteindelijk vaak ook goed komt.
Ik heb een paar jaar geleden een gezin begeleid, waar het toen heel slecht mee ging: hun zaak ging failliet, zowel vader als moeder waren ziek. En dat met een groot gezin. Als jeugdbeschermer had ik de kinderen uit huis kunnen plaatsen. Dat was misschien de ‘makkelijke’ oplossing. Maar ik deed het niet. Ondanks alle ellende zag ik namelijk dat er tussen de kinderen onderling zoveel liefde was. Als een kleintje huilde, kwam er een broertje of zusje helpen. Dat moet je niet uit elkaar trekken, vond ik. Laatst kwam ik de oudste zoon van dat gezin tegen, ik had hem al jaren niet meer gezien. Hij was inmiddels 18, en het ging goed met hem. “Dank je wel, dat je ons bij elkaar hebt gehouden”, zei hij.
Soms is uithuisplaatsing je laatste redmiddel, maar ik ben ervan overtuigd: kinderen horen bij hun ouders. En als het financieel moeilijk is, of er staat tijdelijk geen bankstel in de kamer, of als ze naar de mavo gaan in plaats van het gymnasium - nou én. Als de kinderen veiligheid en liefde krijgen, dan komen ze er wel.