Ik ben persoonlijk begeleider op een afdeling voor oudere, ernstig meervoudig gehandicapte cliënten die specialistische en complexe zorg nodig hebben. Ooit ben ik begonnen met werken in de horeca, in een lunchcafé. Op een gegeven moment kwam op de woensdagen een verstandelijk beperkte jongen bij ons werken. Mijn baas zei: “Kiki, is het niet wat voor jou om hem te begeleiden?”
Ik bleek het zo leuk te vinden. Ik merkte dat ik hem echt miste op de dagen dat hij er niet was. Daarom ben ik mij gaan oriënteren op een baan in de zorg.
De zorg die mijn cliënten nodig hebben loopt erg uiteen. Sommige cliënten zijn mobiel, maar hebben slecht zicht of zijn doof. Anderen zijn rolstoelafhankelijk. Weer anderen zijn afhankelijk van katheter en sondevoeding, of ze hebben psychiatrische klachten, of een combinatie ervan. Hun sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau loopt uiteen van 2 maanden tot 5 jaar.
In het begin vond ik de ernstige beperkingen van cliënten wel confronterend. Maar het begeleiden lag me gewoon. En ik merkte dat elke vorm van contact die je maakt, hoe klein ook, zó aankomt bij de mensen. Sommige cliënten kunnen niet praten, maar ik merk het aan ze, als ik een hand vastpak, als ik iets zachts tegen hun wang aanhoud, of als ik ze een knuffel geef. Of als ik ze aan verse kruiden laat ruiken, of laat zien dat ik groente snijd. Ik zie dat het wat met ze doet, en dat vind ik belangrijk.
Er is al zo veel in het leven van mijn cliënten dat niet mogelijk is, dus ik concentreer me op wat wél kan. Daarom zijn we dit jaar voor het eerst met een deel van de groep op vakantie geweest. Naar een vakantiehuisje in de Beekse Bergen. Op een avond zaten we na het eten met z’n allen op het terras, een kaarsje op de tafel. Zegt een van de cliënten: “Ik heb nog nooit een kaarsje gezien.”
Voor ons is zoveel vanzelfsprekend, voor hen niet. Door zulke dingen te doen, voelen ze zich even een ander mens, zonder de beperking.